mansarde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  mansarde    (hulp, bestand)
  • IPA: /mɑnˈsɑrdə/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • man·sar·de
Woordherkomst en -opbouw
  • eponiem van Frans mansarde, afgeleid van de familienaam van de 17e-eeuwse Franse architect F. Mansart , die vaak schuine daken met een knik gebruikte om de zolderverdieping meer nuttige ruimte te geven; in de betekenis van 'zolderkamertje' voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord mansarde mansarden
mansardes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

demansardev/m

  1. (bouwkunde) verblijfsruimte direct onder een schuin dak
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord mansarde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
31 %van de Nederlanders;
73 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.