manschap

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  manschap    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈmɑnsxɑp/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • man·schap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord manschap (manschappen) *
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

demanschapv

  1. (geschiedenis) status van leenman
  2. (scheepvaart) bemanning van een schip
  3. status of rol van man
  4. (verouderd) groep mannen (onderscheiden van vrouwen)
Opmerkingen
  • In bovenstaande betekenissen kent het woord geen meervoud.
Synoniemen
Hyponiemen
  • bewakingsmanschap

Gangbaarheid

  • Het woord manschap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.