margriet

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  margriet    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • mar·griet
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘plant’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1581 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord margriet margrieten
verkleinwoord margrietje margrietjes

Zelfstandig naamwoord

demargrietv/m

  1. (bloemplanten) een geslacht Leucanthemum  uit de composietenfamilie (Asteraceae ). De botanische naam Leucanthemum is afgeleid van de Oudgriekse woorden λευκός, leukos = "wit" en ἄνθεμον, anthemon = "bloem"
    • Hij kocht een bos margrieten voor zijn vriendin. 
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • herfstmargriet, reuzenmargriet, struikmargriet, tuinmargriet, zeemargriet
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord margriet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.