marimba

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  marimba    (hulp, bestand)
  • IPA: /mɑˈrɪmba/
Woordafbreking
  • ma·rim·ba
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Bantoe, in de betekenis van ‘slaginstrument’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1929 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord marimba marimba's
verkleinwoord marimbaatje marimbaatjes

Zelfstandig naamwoord

demarimbav/m

  1. (muziekinstrument) een zeer grote houten xylofoon uit Guatemala met onder elke toets een resonator van houtsnijwerk
    • Die muzikant is zeer bedreven met de marimba. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord marimba staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
65 %van de Nederlanders;
53 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Zelfstandig naamwoord

marimba

  1. (muziekinstrument) marimba

Frans

Zelfstandig naamwoord

marimba m

  1. (muziekinstrument) marimba

Spaans

Uitspraak
  • IPA: /mɑ.ˈɾim.bɑ/
enkelvoud meervoud
marimba marimbas

Zelfstandig naamwoord

marimba v

  1. (muziekinstrument) marimba
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.