marktdag

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  marktdag    (hulp, bestand)
  • IPA: /'mɑrk.dɑx/, /'mɑrg.dɑx/
Woordafbreking
  • markt·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord marktdag marktdagen
verkleinwoord marktdagje marktdagjes

Zelfstandig naamwoord

demarktdagm

  1. dag waarop markt gehouden wordt
    • 's woensdags is het altijd marktdag in. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord marktdag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.