marktkoopman

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  marktkoopman    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈmɑrktkopmɑn/
Woordafbreking
  • markt·koop·man
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord marktkoopman marktkooplieden
marktkooplui
marktkoopmannen
verkleinwoord marktkoopmannetje marktkoopmannetjes

Zelfstandig naamwoord

demarktkoopmanm

  1. (beroep) Man die zijn waren verkoopt op de markt.
    • Koningin Beatrix krijgt een handkus van een marktkoopman donderdag op de Albert Cuyp in Amsterdam. 
Opmerkingen
  • De meervoudsvormen kennen een verschil in gevoelswaarde:[1][2]
  • marktkooplieden klinkt wat ouderwets en verheven
  • marktkooplui klinkt wat ouderwets en informeel
  • marktkoopmannen staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal en is niet sekseneutraal, maar is tegenwoordig niet ongebruikelijk
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord marktkoopman staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.