mastitis

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  mastitis    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • mas·ti·tis
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘borstklierontsteking’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • Afkomstig van het Griekse woord mastos (borst) met het achtervoegsel -itis [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord mastitis mastitissen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

demastitisv

  1. (medisch) ontsteking van de borstklier
  2. (medisch) ontsteking van de uier
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord mastitis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
41 %van de Nederlanders;
46 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.