mega

Niet te verwarren met: mega-, meega

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  mega    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈmeɣa/
Woordafbreking
  • me·ga
Woordherkomst en -opbouw
  • zelfstandig gebruik van het voorvoegsel mega-
stellend
onverbogen mega
verbogen -

Bijvoeglijk naamwoord

mega

  1. (spreektaal) heel groot
    • Jouw problemen gaan echt mega worden als je zo doorgaat. 
  2. (spreektaal) (figuurlijk) echt groots, heel goed of buitengewoon prettig
    • Ik wens jou een mega vakantie! 
  3. (spreektaal) (bijwoordelijk gebruikt) in heel sterke mate
    • Ze is echt mega gelukkig met haar nieuwe vriend. 
Opmerkingen
  • De gangbare vorm in verzorgd taalgebruik is waar mogelijk een aaneengeschreven afleiding met mega-.
enkelvoud meervoud
naamwoord mega -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

demegam

  1. (spreektaal) megabyte
    • Voor mijn foto's had een schijf van 500 mega nodig. 
Anagrammen

Gangbaarheid

  • Het woord mega staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Indonesisch

Woordafbreking
  • me·ga
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

mega

  1. (meteorologie) wolk
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.