mindere
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: mindere (hulp, bestand)
- IPA: /ˈmɪndərə/
Woordafbreking
- min·de·re
Woordherkomst en -opbouw
- minder met de uitgang -e
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mindere | minderen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de mindere v / m
- een persoon die lager in rang staat of minder geschikt is
- Als bediende is hij de mindere van de directeur.
- ▸ Hebt u het portret gezien boven de haard? U herkent zonder twijfel de markante en nobele trekken van Niccoló Paganini. Ik zal de eerste zijn om uw gelijk te beamen wanneer u zegt dat het in schilderkundig opzicht geen meesterwerk betreft. Het is gemaakt door een brave, mindere meester, die er zelfs in zijn tijd niet om bekendstond dat hij zijn tijd vooruit was.[1]
Bijvoeglijk naamwoord
mindere
- verbogen vorm van de vergrotende trap van weinig
Werkwoord
vervoeging van |
---|
minderen |
mindere
- aanvoegende wijs van minderen
Gangbaarheid
- Het woord mindere staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mindere" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 15
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.