minder
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: minder (hulp, bestand)
- IPA: / ˈmɪndər / (2 lettergrepen)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈmɪndər/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈmɪndər/
Woordafbreking
- min·der
Woordherkomst en -opbouw
Onbepaald hoofdtelwoord
minder
- vergrotende trap onverbogen vorm van weinig
- ▸ Met mijn kleine Swiss Army schaartje knipte ik het zo kort als ik kon, in de hoop dat ik het voortaan minder heet zou hebben.[3]
Typische woordcombinaties
- steeds minder
Uitdrukkingen en gezegden
Afgeleide begrippen
- minderbedeeld, minderbegaafd, minderbroeder, minderheid, minderjarig, minderman, mindervalide, minderwaarde, minderwaardig, minderwerk
Vertalingen
1. vergrotende trap onverbogen vorm van weinig
steeds minder
|
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | minder | ||
verbogen | mindere | ||
partitief | - | minders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
minder
- onverbogen vorm van de vergrotende trap van weinig
Werkwoord
vervoeging van |
---|
minderen |
minder
Gangbaarheid
- Het woord minder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "minder" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ "minder" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- 1 2 minder op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Nedersaksisch
Onbepaald hoofdtelwoord
minder
Veluws
Onbepaald hoofdtelwoord
minder
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.