weinig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  weinig    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈwɛinəx/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈʋɛɪ̯nəχ/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈβ̞ɛːnəx/
    • (Limburg): /ˈwɛɪ̯nɪx/
Woordafbreking
  • wei·nig
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘onbepaald telwoord’ voor het eerst aangetroffen in 1260 [1]
  • Naamwoord van handeling van wenen met het achtervoegsel -ig [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen weinigminderminst
verbogen weinigemindereminste
partitief weinigs--

Onbepaald hoofdtelwoord

weinig

  1. in een kleine hoeveelheid, niet veel
    • Er is nog maar weinig boter over 
     Er was weinig tot geen beschutting tegen de bloedhete zon en ik klapte al snel mijn zilveren paraplu uit.[3]
  2. in een klein aantal
    • Er zijn nog maar weinig mensen hier. 
Synoniemen
enkelvoud meervoud
naamwoord weinig
verkleinwoord weinigje weinigjes

Zelfstandig naamwoord

hetweinigo

  1. kleine hoeveelheid
Antoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord weinig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Nedersaksisch

stellendvergrotendovertreffend
onverbogen weinigminder
verbogen

Onbepaald hoofdtelwoord

weinig

  1. weinig; in een kleine hoeveelheid, niet veel
Antoniemen

Veluws

stellendvergrotendovertreffend
onverbogen weinigminder
verbogen

Onbepaald hoofdtelwoord

weinig

  1. weinig; in een kleine hoeveelheid, niet veel
Antoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.