mistel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mis·tel
Woordherkomst en -opbouw
- [A] vergelijk Oudhoogduits mistil, Duits Mistel, Fries mistel en Engels mistle / mistletoe [1] [2]
- [B] mistellen ww zonder de uitgang -en
[A] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | mistel | mistels |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
[A] de mistel m
- (bloemplanten) bepaald soort groenblijvende plant die als halfparasiet op bomen leeft, Viscum album
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
- mistelboom
Vertalingen
Werkwoord
[B] mistel
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mistellen
- ... dat ik mistel.
Gangbaarheid
- Het woord mistel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mistel" herkend door:
42 % | van de Nederlanders; |
44 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ mistel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.