mobiliteitsbeleid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  mobiliteitsbeleid    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • mo·bi·li·teits·be·leid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord mobiliteitsbeleid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetmobiliteitsbeleido

  1. strategie betreffende het personenvervoer
     De manier waarop we werken zal blijvend veranderen, verwachten veel Nederlanders. Uit onderzoek van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) blijkt dat een kwart van de mensen die meer zijn gaan thuiswerken, denkt dat in de toekomst te blijven doen. Die mening wordt gedeeld door werkgevers; zij zeggen dat thuiswerken ook na de crisis onderdeel blijft van de werkcultuur.[1]
     De overheid baseert zich op andere cijfers, van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid, waarin staat dat volgend jaar alweer 97 procent van de reizigers terugkeert naar de treinen, bussen, trams en metro's.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord mobiliteitsbeleid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Annemieke van Put en Nina Bogosavac
    “Zo ziet werken eruit na de coronacrisis” (20-04-2020), NOS
  2. Weblink bron “Provincies: 'Een derde van ov-lijnen verdwijnt zonder noodsteun van kabinet'” (14/6/2022), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.