mogendheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  mogendheid    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • mo·gend·heid
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘natie’ voor het eerst aangetroffen in 1526 [1]
  • Afgeleid van het onvoltooid deelwoord van mogen met het achtervoegsel -heid [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord mogendheid mogendheden
verkleinwoord mogendheidje mogendheidjes

Zelfstandig naamwoord

demogendheidv

  1. (politiek) een soevereine staat (die een dominante positie inneemt)
    • Nederland was ooit een vrij belangrijke mogendheid, vanwege zijn koloniale rijk. 
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord mogendheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
83 %van de Nederlanders;
88 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.