montre

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  montre    (hulp, bestand)
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  montre     la montre     montres     les montres  

Zelfstandig naamwoord

montre v

  1. (tijdrekening) horloge, polshorloge, zakhorloge
  2. (handel) etalage, marktkraam, vitrine
  3. (verouderd) parade, show, tentoonstelling
  4. (muziekinstrument) het hoofdregister van een orgel, waarvan de open orgelpijpen op fraaie wijze frontaal zijn gerangschikt

Werkwoord

vervoeging van
montrer

montre

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van montrer
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van montrer
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van montrer
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • [1] bracelet-montre, montre-bracelet, montre de gousset, montre de poche, montre-téléphone, tourne-montre
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: à ma montre
op mijn horloge is het/ ik heb het
  • [1]: montre en main
de juiste tijd
  • [1]: course contre la montre
race tegen de klok, tijdrit
  • [3]: pour la montre
voor de show
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.