mote
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: mote (hulp, bestand)
- IPA: / ˈmotə / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- mo·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mote | moten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de mote v / m
- (verouderd) kunstmatig aangelegde aarden heuvel (waarop een kasteel werd gebouwd)
- ▸ ⧖ Emmer was de vergharinghe vande ghuesen, als zij jeghen de Coninclicke Majesteijt conspiereerden, up zijn mote tot Wondelghem ghehauden; (…)[2]
Synoniemen
- motte (gangbare uitspraakvariant)
Gangbaarheid
- Het woord 'mote' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Marcus van Vaernewyck (ed. Vanderhaeghen)“Van die beroerlicke tijden in die Nederlanden en voornamelick in Ghendt 1566-1568. Deel 4 8e boek” (1881), C. Annoot-Braeckman, Gent, p. 65 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.