nachtbel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  nachtbel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • nacht·bel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nachtbel nachtbellen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

denachtbelv/m

  1. (huis)bel die men 's nachts kan gebruiken om contact met iemand te maken
    • Mensen die het slachtoffer zijn van een misdrijf, kunnen dag en nacht bij de politie terecht, ook in de wijkposten via een nachtbel. Ik denk dus niet dat er minder aangiftes worden gedaan worden', zegt hij.[2] 
    • Bij hotel S. moest ik de nachtbel gebruiken. De nachtportier deed open. Nog voor hij iets kon zeggen zei ik, 'het is mijn eigen schuld, ik neem alle verantwoordelijkheid op me, ik heb zoveel champagne gedronken dat in mijn maag een maïsveld is ontstaan.[3] 
Synoniemen
  • nachtschel

Gangbaarheid

  • Het woord nachtbel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.