nastuk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: nastuk (hulp, bestand)
- IPA: / ˈnastʏk / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- na·stuk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van na bw en stuk zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nastuk | nastukken |
verkleinwoord | nastukje | nastukjes |
Zelfstandig naamwoord
het nastuk o
- een stuk dat gespeeld wordt na de eigenlijke voorstelling
Gangbaarheid
- Het woord 'nastuk' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nastuk" herkend door:
51 % | van de Nederlanders; |
62 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.