nationality

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  nationality (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌnæʃ.əˈnæl.ɪ.ti/
Woordafbreking
  • na·tion·al·i·ty
Woordherkomst en -opbouw
  • misschien van Frans nationalité
enkelvoud meervoud
nationality nationalities

Zelfstandig naamwoord

nationality

  1. nationaliteit
  2. natie, volk

Gangbaarheid

100 %van de Amerikanen;
100 %van de Britten.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 18 februari 2020 “Measures of word prevalence for 61,800 English words” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.