natuurkind
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: natuurkind (hulp, bestand)
Woordafbreking
- na·tuur·kind
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van natuur zn en kind zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | natuurkind | natuurkinderen |
verkleinwoord | natuurkindje | natuurkindjes |
Zelfstandig naamwoord
het natuurkind o
- een eenvoudig, jong persoon die veel in de natuur verblijft
- ▸ Hij was toen zes, ik al in de twintig, maar we dwaalden samen door de velden, vingen vlinders en natuurkind dat hij was nam hij mij bij de hand en we beslopen de zwijntjes bij de zoel, op blote voeten.[2]
Gangbaarheid
- Het woord natuurkind staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.