kind

Niet te verwarren met: Kind

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kind    (hulp, bestand)
  • IPA: /kɪnt/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • kind
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kind kinderen,
kinders
verkleinwoord kindje
kindertje
(kindeke)
kindjes,
kindertjes
(kindekes)

Zelfstandig naamwoord

hetkindo

  1. (maatschappij), (juridisch) mens [1] in de leeftijd tussen 0 en 18 jaar, iemand die nog minderjarig is
     Van lieverlede werd hij echter beschouwd als de 'vriend der kinderen'. In Nederland leest men over het St. Nicolaasfeest voor het eerst in het jaar 1360. De koorknaapjes in Dordrecht kregen er vrij voor. In optocht trokken zij door de stad en bedelden, met een smekend gebaar, hun bisschopsgeld bij elkaar. Maar in de zeventiende eeuw werd dit verboden![2]
     Franse kinderen schreeuwen niet
    Terwijl Nederlandse moeders over het strand schallen: 'Kevin, hiieeerrr kooomeeen…’, praten Franse moeders alleen op gedempte toon met hun kinderen. Sterker nog; ik heb een heel gezin naast ons een hele dag lang alleen op fluistertoon met elkaar horen praten. Niemand viel uit zijn of haar rol. Heerlijk rustig. Waarom moeten wij eigenlijk altijd zo tetteren?
    [3]
  2. persoon voortkomend uit; zoon of dochter
    • Zij laat haar kind bij de oppas achter. 
     Toen ook de kinderen mijn rare plan accepteerden stonden alle lichten ineens op groen.[4]
  3. (figuurlijk) volwassen persoon die zich nog steeds erg naïef gedraagt
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kind staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. "kind" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat , p. 10
  3. Weblink bron
    MARIEKE ’T HART
    “Lang leve de Franse opvoeding!” (09 aug. 2018), De Telegraaf
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  5. Uit Korintiërs 1 , 14:20
  6. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Achterhoeks

enkelvoud meervoud
naamwoord kind kinder / kindern
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

kind

  1. kind

Afrikaans

Uitspraak
  • geluid 
enkelvoud meervoud
naamwoord kind kinders

Zelfstandig naamwoord

kind

  1. kind (jong mens).
  2. kind (nakomeling).

Deens

Zelfstandig naamwoord

kind g

  1. wang
Verbuiging
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   kind     kinden     kinder     kinderne  
genitief   kinds     kindens     kinders     kindernes  

Verwijzingen

    Drents

    Zelfstandig naamwoord

    kind

    1. kind
    Schrijfwijzen
    Synoniemen

    Engels

    Woordherkomst en -opbouw
    enkelvoud meervoud
    kind kinds

    Zelfstandig naamwoord

    kind

    1. soort
      • This is a strange kind of tobacco. - Dit is een raar soort tabak. 

    Bijvoeglijk naamwoord

    kind

    1. aardig, vriendelijk.
      • The kind man greeted me. - De aardige man groette me. 

    Gronings

    enkelvoud meervoud
    naamwoord kind kinder
    verkleinwoord

    Zelfstandig naamwoord

    kind

    1. kind
    Schrijfwijzen
    Synoniemen

    Middelnederduits

    Woordherkomst en -opbouw
    • Afgeleid van het Oudsaksische kind

    Zelfstandig naamwoord

    kind

    1. kind
    Schrijfwijzen

    Nedersaksisch

    enkelvoud meervoud
    naamwoord kind kinder / kindern / kinders
    verkleinwoord
    Woordherkomst en -opbouw
    • Afgeleid van het Middelnederduitse kind / kint / kynd

    Zelfstandig naamwoord

    kind

    1. kind
    Schrijfwijzen
    Synoniemen

    Meer informatie

    Nynorsk

    Uitspraak
    • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
    Woordafbreking
    • kind
    Woordherkomst en -opbouw
    • Uit het Oudnoorse.

    Zelfstandig naamwoord

    kind o/m

    1. wiegenkind
    o enkelvoud meervoud
    onbepaald bepaald onbepaald bepaald
    nominatief   kind     kindet     kind     kindene  
    genitief   kinds     kindets     kinds     kindenes  
    m enkelvoud meervoud
    onbepaald bepaald onbepaald bepaald
    nominatief   kind     kinden     kindar     kindane  
    genitief   kinds     kindens     kindars     kindanes  
    Synoniemen
    • voggebarn
    Verwante begrippen

    Oudsaksisch

    Woordherkomst en -opbouw
    • Afgeleid van het Proto-Germaanse *kindą

    Zelfstandig naamwoord

    kind

    1. kind

    Veluws

    enkelvoud meervoud
    naamwoord kind kinder / kinders
    verkleinwoord

    Zelfstandig naamwoord

    kind

    1. kind
    Schrijfwijzen

    Meer informatie

    Zeeuws

    enkelvoud meervoud
    naamwoord kind kinders
    verkleinwoord
    Woordherkomst en -opbouw
    • Afgeleid van het Middelnederlandse kint

    Zelfstandig naamwoord

    kind

    1. kind

    Zweeds

    Zelfstandig naamwoord

    kind g

    1. wang
    Verbuiging
    kinds enkelvoud meervoud
      onbepaald bepaald onbepaald bepaald
      nominatief     kind     kinden     kinder     kinderna  
      genitief     kinds     kindens     kinders     kindernas  
    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.