netsport
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: netsport (hulp, bestand)
- IPA: / ˈnɛtspɔrt / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- net·sport
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van net zn en sport zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | netsport | netsporten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de netsport v / m
- (sport) verzamelnaam voor sporten met een speeloppervlak dat door een net in twee gelijke delen is verdeeld met de tegenstanders tegenover elkaar, elk aan een eigen kant van het net
- Op het commerciële vlak is de netsport met een inhaalrace bezig. 'Maar alle deskundigen geven toe dat volleybal televisiegenieker is dan voetbal. [1]
Hyponiemen
- badminton
- beachvolleybal
- tafeltennis
- tennis
- voetvolleybal
- volleybal
Opmerkingen
- De meeste netsporten zijn balsporten, maar dit is niet noodzakelijk. Badminton wordt immers met een shuttle gespeeld.
Gangbaarheid
- Het woord 'netsport' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Volkers, J."Nederlanders zijn gemaakt voor volleybal" in: De Volkskrant jrg. 73 nr. 21352 (11 oktober 1994); p. 15 kol. 5; geraadpleegd 2019-07-20
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.