nettokosten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  nettokosten    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • net·to·kos·ten
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nettokosten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

denettokostenmv

  1. de uitgaven voor iets na aftrek van de baten
     De nettokosten (de zogeheten nationale kosten) zijn volgens het PBL maximaal 90 miljoen per jaar, onder meer omdat een groot deel van de investeringen dus weer terugverdiend worden.[1]
     In het Kunduz-akkoord is de hypotheekrente voor nieuwe hypotheken alleen nog aftrekbaar als er maandelijks wordt afgelost. De netto maandlasten zullen stijgen, vooral omdat een aflossingsvrij deel niet meer mogelijk is en er maandelijks moet worden afgelost. In vergelijking met de huidige mogelijkheden kan de netto maandlast in het eerste jaar met 17,5 tot 20 procent stijgen. Bij een hypotheek van 200.000 euro stijgen de nettokosten van ongeveer 650 naar 765 euro per maand.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord nettokosten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Leen Kraniotis
    “Je woning verduurzamen, wat gaat dat kosten? Dit zijn de voorspellingen” (Dinsdag 2 april 2019, 16:39), NOS
  2. Weblink bron “Was is ook weer hypotheekrenteaftrek?” (Zaterdag 29 september 2012, 17:33), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.