nettoloon

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  nettoloon    (hulp, bestand)
  • IPA: /'nɛtolon/
Woordafbreking
  • net·to·loon
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nettoloon nettolonen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetnettoloono

  1. het brutoloon waar onder andere belasting en sociale premies van zijn afgetrokken
    • Het nettoloon neemt licht toe deze maand. Deze stijging echter is alweer tenietgedaan door de lastenverzwaringen, meent Peter de Quaak.[2] 
    • Wie een straks een blik werpt op het al dan niet gestegen nettoloon, doet er goed aan het loonstrookje te controleren.[3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord nettoloon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 05 jan. 2018
  3. de Telegraaf 04 jan. 2018
  4. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.