nokbalk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  nokbalk    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • nok·balk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nokbalk nokbalken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

denokbalkm

  1. horizontaal geplaatste balk in de top van de kapconstructie, waar sporen en/ of dakbeschot op zijn bevestigd
    • De blonde jongen kondigde toen aan met de jaarwisseling een stunt uit te halen. 'We wachtten op een grap, maar het spektakel wilde dat hij zich verhing aan de nokbalk bij zijn ouders op zolder.'[2] 
    • De spijkers in de handen en voeten bijvoorbeeld. Dat zijn eigenlijk je reinste bouten waarmee men doorgaans een nokbalk aan een dakgebint vastnagelt.[3] 
    • Tussen de tuin en de straat staat nog de oude poort; de versieringen op de nokbalk weliswaar beschadigd, maar nog intact.[4] 
Synoniemen
  • nokgording
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord nokbalk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
72 %van de Nederlanders;
66 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.