noodhulp

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  noodhulp    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • nood·hulp
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord noodhulp noodhulpen
verkleinwoord noodhulpje noodhulpjes

Zelfstandig naamwoord

denoodhulpv/m

  1. tijdelijke hulp voor mensen in nood
    • Na de aardbeving duurde het een week voordat noodhulp in voldoende mate aanwezig was. 

Gangbaarheid

  • Het woord noodhulp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.