noodlokaal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  noodlokaal    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • nood·lo·kaal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord noodlokaal noodlokalen
verkleinwoord noodlokaaltje noodlokaaltjes

Zelfstandig naamwoord

hetnoodlokaalo

    • De school in Zuid is al sinds juni vorig jaar dicht, nadat een hevige brand op het dak grote delen van het gebouw onbegaanbaar maakte. Sindsdien hebben leerlingen les in noodlokalen, verspreid over Zuid en Oost.[1] 
    • Het gevolg van de verkoop is dat verenigingen voor hun activiteiten waarschijnlijk aangewezen zullen zijn op de twee noodlokalen naast de gymzaal, die zij gratis mogen gebruiken. Wouters: 'Het probleem daarvan is dat de lokalen over tien jaar zullen worden afgebroken. Dan zullen we dus geen gemeenschappelijke ruimte meer hebben in het dorp.'[2] 
    • Terwijl aan de andere kant van de Ring lokalen leegstaan, moet De Notenkraker in de Theophile de Bockstraat in Zuid zich behelpen met noodlokalen.[3] 

Gangbaarheid

  • Het woord noodlokaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Het Parool 7 MAART 2018 Fons Vitae krijgt bijna twee ton van gemeente
  2. Het Parool PATRICK MEERSHOEK 25 JANUARI 2015 Dorp Holysloot 'verscheurd'over gymzaaltje
  3. Het Parool JASPER KARMAN 15 DECEMBER 2012 Strop voor scholen door lege klaslokalen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.