noodrantsoen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  noodrantsoen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • nood·rant·soen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord noodrantsoen noodrantsoenen
verkleinwoord noodrantsoentje noodrantsoentjes

Zelfstandig naamwoord

hetnoodrantsoeno

  1. een voedselvoorraad die mensen meenemen voor het geval zich een noodsituatie voordoet
     Geen angst, wel voorbereid. Vraag mensen op straat in het centrum van Dordrecht wat te doen als de dijken breken en ze reageren heel nuchter: "Naar zolder. Ik heb een noodrantsoen voor drie-vier dagen. Daar red ik het wel mee."[1]
     "Door snel en professioneel handelen wisten alle 20 bemanningsleden zich veilig te stellen in de citadel", aldus de topman van Boskalis, Peter Berdowski. Een citadel is een zwaar beveiligde ruimte in het schip die is uitgerust met communicatiemiddelen en een noodrantsoen.[2]
Hyperoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord noodrantsoen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Marc Hamer
    “Dordtenaar bij dijkdoorbraak: wij gaan gewoon naar zolder” (maandag 30 januari 2017, 20:30), NOS
  2. Weblink bron “Schip van Boskalis in West-Afrikaanse wateren gekaapt én bevrijd” (dinsdag 7 mei 2019, 14:26), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.