noviteit

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  noviteit    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • no·vi·teit
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘nieuwigheid’ voor het eerst aangetroffen in 1568 [1]
  • afgeleid van het Latijnse novitas met het achtervoegsel -iteit [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord noviteit noviteiten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

denoviteitv [3]

  1. nieuwigheid
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord noviteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
59 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.