oerinsect

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  oerinsect    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈurɪnsɛkt/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • oer·in·sect
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van  insect zn  met het voorvoegsel oer-
enkelvoud meervoud
naamwoord oerinsect oerinsecten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetoerinsecto

  1. (dierkunde) gemeenschappelijke voorouder van alle insecten of insect dat nog sterk op die voorouder lijkt
     Insecten hebben allemaal zes poten en een vergelijkbare lichaamsbouw met een duidelijk te onderscheiden kop, romp en achterlijf. Daarom is altijd gedacht dat alle zespotige soorten uit één oerinsect zijn voortgekomen. Maar Italiaanse en Amerikaanse biologen die een nieuwe genetische stamboom hebben opgesteld, komen nu tot de conclusie dat de zespotigen twee keer in de evolutie moeten zijn ontstaan.[1]
  2. (dierkunde) (historisch) benaming voor geleedpotigen met zes poten zonder vleugels waarvan alle voorouders ook geen vleugels hadden
    Vroeger vaak in hun geheel beschouwd als onderklasse Apterygota  van de insecten, later verdeeld in vijf ordes waarvan alleen de springstaarten en de zilvervisjes nog tot de insecten (Insecta ) worden gerekend en de andere drie tot de klasse Entognatha .
      Het oerinsect is nog maar zoo, zoo een insect; het heeft geen vleugels, heeft er nooit eenige bezeten en van een gedaanteverwisseling is geen sprake.[2]
Hyperoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'oerinsect' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Sander Voormolen
    “Zespotige insecten ontstonden twee keer in de evolutie” (22 maart 2003) op nrc.nl
  2. Weblink bron
    Ootmar, G.A.
    “De wonderen van het bijenvolk” (1917), J.B. Wolters, Groningen, p. 78
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.