ojief

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ojief    (hulp, bestand)
  • IPA: /oˈjif/
Woordafbreking
  • ojief
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ojief ojieven
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetojiefo

  1. (bouwkunde) rand als versiering met een doorsnee die half hol en half bol is
  2. (militair) versiering op geschut in de vorm van een band die half hol en half bol is
  3. minder oorspronkelijke vorm van ogief: kruisboog van een gewelf, spitsboog of kromme met een vergelijkbare gebogen vorm
Synoniemen
  • [1] cimaas
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • [1] klokojief
  • [1] hielojief
  • [1] omgekeerd ojief
  • [1],[3] ojiefsgewijze
  • [1],[3] ojiefvorm
  • [1] recht ojief
  • [1] verkeerd ojief

ojief v

  1. (gereedschap) houtschaaf om randen te schaven die half hol en half bol zijn, met een mes dat daarom ook een scherpe rand in de vorm van een ojief heeft
Synoniemen
  • ojiefschaaf

Gangbaarheid

  • Het woord ojief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
4 %van de Nederlanders;
6 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.