onthaal
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: onthaal (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ont·haal
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onthaal | onthalen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het onthaal o
- de manier waarop men iemand als gast ontvangt
- Hij kreeg een warm onthaal van zijn familieleden.
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
onthalen |
onthaal
Gangbaarheid
- Het woord onthaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onthaal" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.