ontzien
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: ontzien (hulp, bestand)
- IPA: / ɔntˈsin / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ɔntˈzin/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɔntˈzin/
Woordafbreking
- ont·zien
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘sparen’ voor het eerst aangetroffen in 1236 [1]
- Afgeleid van zien met het voorvoegsel ont-.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ontzien |
ontzag |
ontzien |
klasse 5
onregelmatig |
volledig |
Werkwoord
ontzien
- overgankelijk het iemand gemakkelijker maken dan die persoon het anders zou hebben gehad door die persoon minder te belasten
- Na de dood van hun vader probeerde de leerkracht de beide jongens te ontzien.
Synoniemen
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van: | ontzien… |
verbogen vorm: | ontziene |
ontzien
- voltooid deelwoord van ontzien
Gangbaarheid
- Het woord ontzien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ontzien" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ "ontzien" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.