opaal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  opaal    (hulp, bestand)
  • IPA: /o'pal/
Woordafbreking
  • opaal
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘mineraal’ voor het eerst aangetroffen in 1657 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord opaal opalen
verkleinwoord opaaltje opaaltjes

Zelfstandig naamwoord

deopaalm

  1. (mineraal) een halfedelsteen en een amorfe variëteit van kwarts, SiO2·nH2O, gehydrateerd siliciumdioxide met een waterpercentage van soms wel 20%
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord opaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
88 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.