opblazen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  opblazen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɔblazə(n)/ (3 lettergrepen); /'ɔp.bla.zə(n)/
Woordafbreking
  • op·bla·zen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘doen ontploffen’ voor het eerst aangetroffen in 1642 [1]
  • samenstelling van  op bw  en  blazen ww 
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opblazen
blies op
opgeblazen
klasse 7 volledig

Werkwoord

opblazen

  1. overgankelijk doen ontploffen
    • Dat gebouw wordt opgeblazen. 
  2. overgankelijk een gas in een uitzetbare ruimte pompen
    • Een ballon opblazen. 
  3. een gas in een bepaalde richting laten stromen
     Doordat de wind recht mijn kant opblies en het geluid van de donder steeds dichterbij kwam bleven mijn tranen stromen.[2]
  4. overgankelijk (een gebeurtenis) op overdreven manier beschrijven
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord opblazen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.