opbod

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  opbod    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • op·bod
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord opbod -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetopbodo

  1. (handel) het uitbrengen van een bod dat hoger is dan het vorige
    • In sommige gevallen is er sprake van een recht van opbod. 

Gangbaarheid

  • Het woord opbod staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.