opbrengsthuis

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  opbrengsthuis    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • op·brengst·huis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord opbrengsthuis opbrengsthuizen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetopbrengsthuiso

  1. (economie) gebouw dat men in zijn bezit heeft als belegging
     En als ons huis afbetaald is, denk ik dat we zullen sparen voor een opbrengsthuis, of een buitenverblijf in Slovenië waar ik zou kunnen schrijven.'[1]
Synoniemen
  • beleggingspand

Gangbaarheid

  • Het woord opbrengsthuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    jan bosteels
    “Van niets iets maken” (15/12/2007), De Standaard
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.