opdraaien

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  opdraaien    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • op·draai·en
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opdraaien
draaide op
opgedraaid
zwak -d volledig

Werkwoord

opdraaien

  1. ergatief een weg, baan ~ met in draaiende beweging een weg oprijden
    • We zijn daar de grote weg opgedraaid. 
  2. ergatief, (financieel) ~ voor aangewezen worden om de kosten te betalen
    • Hij is uiteindelijk toch voor alle kosten opgedraaid. 
  3. overgankelijk, (techniek) iets ~ een mechanische veer draaiend in gespannen staat brengen
    • Je kunt die radio opdraaien of op zijn zonnecellen laten werken. 
  4. overgankelijk er ~ met een draaiende beweging iets ergens op bevestigen
    • Hij had de dop er niet goed opgedraaid en dus begon de fles te lekken. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • voor iets moeten opdraaien
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord opdraaien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.