opgeleide

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  opgeleide    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • op·ge·lei·de

Werkwoord

vervoeging van: opleiden…
verbogen vorm: opgeleidee

opgeleide

  1. verbogen vorm van opgeleid, voltooid deelwoord van opleiden
     Want de arbeidersmeerderheid had het probleem dat ze geen opgeleide mensen hadden voor alle bureaucratische en politieke posten.[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord opgeleide opgeleiden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deopgeleidev/m

  1. (onderwijs) iemand die een opleiding heeft gehad
    • Hier werken alleen maar opgeleiden, goed bedoelende amateurs laten we niet toe. 
    • In Nederland zijn steeds meer hoger opgeleiden werkzaam, helaas is er voor lager opgeleiden steeds minder emplooi. 
Synoniemen
  1. professional

Gangbaarheid

  • Het woord opgeleide staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.