opgewondenheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  opgewondenheid    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • op·ge·won·den·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord opgewondenheid opgewondenheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deopgewondenheidv

  1. het seksueel of emotioneel (te) gespannen zijn
     Het gevoel van onberedeneerde schaamte dat zij onderweg gehad had en haar opgewondenheid waren geheel verdwenen.[2]
     En als je me daar persoonlijk op aanspreekt, dan wil ik graag zeggen dat ik deze klus graag afmaak. Zonder anonieme berichten, zonder de opgewondenheid van mensen. Ik werk er ruim 30 jaar dus ik hoef mezelf helemaal niet te verantwoorden voor mijn liefde voor de publieke omroep.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord opgewondenheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Anna Karenina” (1877), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028276062
  3. Weblink bron
    Gudo Tienhooven
    “NPO-tv-baas Frans Klein: Het zijn jouw woorden dat ik overwoog naar RTL te gaan” (06-06-2018), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.