oplegging

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  oplegging    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • op·leg·ging
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord oplegging opleggingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deopleggingv

  1. het opleggen
  2. (bouwkunde) steunpunt
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord oplegging staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.