opsluiting

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  opsluiting    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • op·slui·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord opsluiting opsluitingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deopsluitingv

  1. het opsluiten
  2. (bouwkunde) het vastzetten van een aantal verbonden delen van een bouwwerk, van bestrating
  3. afsluitende rand om bestratingen
  4. (techniek) keg of wig waarmee voorwerpen verbonden worden

Gangbaarheid

  • Het woord opsluiting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.