overhaastig
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: overhaastig (hulp, bestand)
Woordafbreking
- over·haas·tig
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van over vz en haastig zn
- Naamwoord van handeling van overhaasten met het achtervoegsel -ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | overhaastig | overhaastiger | overhaastigst |
verbogen | overhaastige | overhaastigere | overhaastigste |
partitief | overhaastigs | overhaastigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
overhaastig [1]
- te haastig; te snel; zonder voldoende nadenken
- ▸ Hij stond er proppig bij, zooals wanneer hij veel had gegeten, betreuzelde onnoodig een letter, keek tegen Baas' hangend duffeltje aan, of hij bij Godefrooi's copie las, maar beurde overhaastig zijn haak, rekte zijn hals naar zijn eigen voorbeeld om goed te zien wat er stond.[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord overhaastig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Jaap” (1923), Saga, ISBN 9788728433294
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.