paander

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  paander    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈpandər/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • paan·der
Woordherkomst en -opbouw
  • [1]: Frans panier.
  • [2]: iemand die iets in pand heeft.
enkelvoud meervoud
naamwoord paander paanders
verkleinwoord paandertje paandertjes

Zelfstandig naamwoord

depaanderm

  1. tenen korf of mand
    • Aan de voeten heeft ze klompen en onder de arm een metalen paander of boodschappenkorf. 
  2. (Drenthe) iemand die een openbare verkoping leidt
    • Het wild werd na de oudejaarsdrijfjacht bij opbod verkocht door paander Jans Schepers. 
Schrijfwijzen
Anagrammen

Gangbaarheid

  • Het woord paander staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
13 %van de Nederlanders;
23 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.