paardenvolk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  paardenvolk    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • paar·den·volk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord paardenvolk paardenvolken
verkleinwoord paardenvolkje paardenvolkjes

Zelfstandig naamwoord

hetpaardenvolko [1]

  1. de krijgslieden die te paard strijden
     Men twijfelde echter sterk of het de vijand was of niet, geen paardenvolk erbij zijnde.[2]
     Het was voor de luitenant Tavelinck geen moeilijke taak om met een vendel paardenvolk een paar honderd van die arme drommels klein te krijgen, bij het naderen van hoefgetrappel en het blikkeren van getrokken sabels gooiden de meesten hun moordtuig weg en renden voor hun leven.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord paardenvolk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “De leeuw van Vlaanderen” (1838), Davidsfonds/Clauwaert, ISBN 9063063334
  3. Johanna van Ammers-Küller
    “Tavelinck-trilogie” (1970), Strengholt, ISBN 9060101723
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.