paerd

Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /ˈpæːrd/ (Etsbergs)

Zelfstandig naamwoord

paerd o

  1. (onevenhoevigen) paard
    «E paerd is óm óp tö rieje.»
    Een paard is om op te rijden.
Verbuiging
  • Een gemuteerde vorm als baerd komt voor in de spreektaal, maar wordt niet veel gebruikt.
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.