parkeerkaart
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: parkeerkaart (hulp, bestand)
Woordafbreking
- par·keer·kaart
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van parkeren ww en kaart zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | parkeerkaart | parkeerkaarten |
verkleinwoord | parkeerkaartje | parkeerkaartjes |
Zelfstandig naamwoord
de parkeerkaart v / m
- kaartje waarmee je, als je de parkeerkosten hebt voldaan, een parkeerplaats kunt verlaten
- ▸ Ze is aan de beurt, duwt haar parkeerkaart in de gleuf en sluit het autoraampje.[1]
- kaart die aangeeft dat men ergens mag parkeren
- ▸ De Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) begint in de zomer met een experiment om misbruik van invalidenparkeerkaarten tegen te gaan. De kentekens van auto's van gehandicapten worden gekoppeld aan hun parkeerkaarten. Nu bestaat die koppeling nog niet en wordt er in toenemende mate met de kaarten gefraudeerd.[2]
Afgeleide begrippen
- [2] invalidenparkeerkaart, gehandicaptenparkeerkaart
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord parkeerkaart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Carla de Jong“Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
- ↑ Weblink bron “RDW komt met maatregel tegen fraude met parkeerkaarten voor gehandicapten” (09-05-2019), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.