patser

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  patser    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈpɑtsər/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • pat·ser
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘geldsmijter’ voor het eerst aangetroffen in 1901 [1]
  • Naamwoord van handeling van patsen met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord patser patsers
verkleinwoord patsertje patsertjes

Zelfstandig naamwoord

depatserm

  1. iemand die pronkt (met zijn of haar bezit).
    • Toen hij zijn bedrijf voor miljoenen had verkocht werd hij een patser in een luxe villa met zwembad en elk jaar een nieuwe auto. 
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord patser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.