peis

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  peis    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • peis
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vrede’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord peis
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

depeisv/m

  1. vrede.
    • Alles was peis en vree. 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord peis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
33 %van de Nederlanders;
67 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Occitaans

Uitspraak
  • IPA: /['pejs]/
Woordafbreking
  • peis
enkelvoud meervoud
peis peisses

Zelfstandig naamwoord

peis m

  1. vis
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.