peppil
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: peppil (hulp, bestand)
Woordafbreking
- pep·pil
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van pep zn en pil zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | peppil | peppillen |
verkleinwoord | peppilletje | peppilletjes |
Zelfstandig naamwoord
de peppil v / m
- (farmacologie) pil met een stimulerend of opwekkend middel
- ▸ Onbewust was ik te lang doorgelopen met een longontsteking. Mijn opname had een voordeel: mijn medicatie werd gestopt omdat de artsen vonden dat die middelen niet gunstig waren voor mijn longen. In plaats daarvan kreeg ik van de psychiater in het ziekenhuis een soort peppilletjes: wellbutrin. En die onderdrukten mijn emoties niet meer![2]
- (figuurlijk) stimulans in het algemeen zonder dat er sprake is van een chemisch middel
- ▸ De beurs kreeg gisterenmiddag een nieuwe peppil onder de vorm van het Amerikaanse inflatierapport. De consumptieprijzen in de VS stegen vorige maand in het sterkste tempo sinds augustus 2002, wat de vrees voor deflatie deed wegebben.[3]
Gangbaarheid
- Het woord peppil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "peppil" herkend door:
72 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ peppil op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “'Sinds ik met die medicatie ben gestopt leef ik eindelijk weer!'” (02 mrt. 2017), De Telegraaf
- ↑ Weblink bron “Weer winst” (18/06/2003), De Standaard
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.